Technieken om de geloofwaardigheid te controleren
Lincoln and Guba (1985) hebben in kwalitatief onderzoek de geloofwaardigheid gedefinieerd als het vertrouwen in de “waarheid” (truth value) van de bevindingen. Geloofwaardigheid (credibility) in kwalitatief onderzoek is vergelijkbaar met Interne validiteit (internal validity) in kwantitatief onderzoek (Bryman & Bell, 2007, pp. 40-43). Er zijn verschillende technieken om de geloofwaardigheid van je (scriptie)onderzoek te bevestigen.
Langdurige betrokkenheid:
Je kan bijvoorbeeld een lange tijd in de onderzoeksetting doorbrengen om de cultuur, context, sociale omgeving en het fenomeen wat je bestudeert goed te begrijpen (prolonged engagement). Als je lang genoeg in de onderzoeksetting doorbrengt en de respondenten zich op hun gemak voelen en vertrouwen, kunnen zij informatie met je delen die je op een andere manier niet had kunnen verkrijgen. Met andere woorden je bent dan in staat om het “echte” verhaal van de respondenten te horen. Daarnaast doe je veel verschillende indrukken op (observaties) waardoor je veel verschillende zienswijzen op het fenomeen dat je bestudeert te zien krijgt. Kortom, je krijgt een brede scope op het fenomeen dat je bestudeert.
Aanhoudende observatie:
Als je lange tijd de onderzoeksetting observeert kan je door de aanhoudende observatie(s) (persistent observation) een beter beeld krijgen welke kenmerken het meest relevant zijn voor het onderzoek. Deze aanhoudende observatie geeft dus meer diepte aan het onderzoek.
Triangulatie:
Triangulatie (triangulation) bestaat uit het gebruik van meerdere onafhankelijke bronnen of methoden om meer begrip te krijgen van het hetgeen dat je bestudeert. Hierdoor krijg je meer diepgang en een rijke, consistente, robuuste, uitgebreide en gedetailleerde verslaglegging (Bryman & Bell, 2007, pp. 412-413); Lincoln and Guba (1985). Er zijn verschillende vormen van triangulatie die je kan toepassen, zoals methode-triangulatie, data-triangulatie, onderzoekerstriangulatie en theoretische triangulatie (Lincoln & Guba, 1985; Verhoeven, 2014, p. 333).
Methode-triangulatie
Methode-triangulatie kan onder andere door kwalitatieve en kwantitatieve gegevens met elkaar te vergelijken (Lincoln & Guba, 1985).
Data-triangulatie/ bronnen-triangulatie
Data-triangulatie/ bronnen-triangulatie is het combineren/vergelijken van meerdere databronnen, op verschillende tijdstippen te meten, bij verschillende omgevingsinvloeden data te verzamelen, respondenten/waarnemers met uiteenlopende perspectieven met elkaar te vergelijken. Doel hiervan is om selectieve waarneming en blinde vlekken in de waarnemingen en analyse aan het licht brengen (Lincoln & Guba, 1985).
Onderzoekerstriangulatie
Onderzoekerstriangulatie is het inzetten van meerdere onderzoekers om de selectieve waarneming en blinde vlekken te identificeren van de verschillende onderzoekers (Lincoln & Guba, 1985). Het doel is hier niet om tot consensus te komen en een gemeenschappelijk perspectief te laten zien, maar om een begrip te krijgen van de verschillende perspectieven van de verschillende onderzoekers.
Theoretische triangulatie
Theoretische triangulatie is het gebruik van verschillen theoretische perspectieven bij de analyse en interpretatie van de data (Lincoln & Guba, 1985).
Geïnteresseerd in onze andere Tips? >>
Peer debriefing
Een peer debriefing is je onderzoek voorleggen aan een onafhankelijke deskundig en kritische collega-onderzoeker die alle aspecten en aannames van het onderzoek bekijkt. Deze collega-onderzoeker helpt je om je vooroordelen, vooringenomen zienswijze en aannames te identificeren. En in dit proces word je je bewust van je houding naar de onderzoekssituatie zodat je dat kan corrigeren.
Negative case analysis
In een negative case analysis ga je actief op zoek naar informatie dat je verklaringen niet ondersteunt of zelfs tegenspreekt. Een negative case analysis helpt je om je onderzoek te verfijnen, een soort robustness check, zodat duidelijk wordt in welk van de gevallen jouw bevindingen correct zijn en/of je je bevindingen moet bijstellen.
Referentiële toereikendheid (Referential adequacy)
Wanneer de referential adequacy wordt getest splits je de data op in een deel wat je wel hebt verzameld maar niet gaat analyseren en een deel wat je wel gaat analyseren. Dit kunnen bijvoorbeeld (video)opname zijn van interviews of observaties. Als tijdens de presentatie van de voorlopige resultaten wordt beweerd dat een respondent reageerde op de omgeving situatie, lichaamstaal van de onderzoeker, iets wat de onderzoeker heeft gezegd maar niet in de analyse terecht is gekomen, kunnen deze opnamen als controlemiddel dienen. Vervolgens doe je een analyse op de data die je wilt gebruiken. Daarna analyseer je alsnog de data die je niet wilde onderzoeken. Deze laatste stap dient dan ter validatie van de eerste analyse stap. Hiermee kan je voorlopige bevindingen controleren met je ruwe data, om zo veel mogelijk te voorkomen dat er een vervorming is opgetreden in je analyse proces.
Ledencontrole (Member-checking)
In een member-check verifieer je of volgens de respondent of de data, de geanalyseerde categorieën, interpretaties en/of conclusies van de onderzoeker correct zijn. Dit is in de literatuur een omstreden methode. Hieronder gaan we in op de positieve aspecten van deze check en de negatieve aspecten.
Positieve aspecten
De positieve aspecten van member-checking zijn dat het de respondent de kans geeft om misinterpretaties te corrigeren, het kan de respondent stimuleren om aanvullende informatie te geven en het creëert een bepaalde mate van formalisatie.
Negatieve aspecten
De negatieve aspecten van member-checking zijn dat het aanneemt dat er één werkelijkheid/perspectief is op de situatie. Als de onderzoeker en de respondent verschillende zienswijze (belangen) hebben kan dit tot problemen leiden, want de vraag is dan, wiens zienswijze wordt opgenomen in het verslag. Het interview kan op zichzelf al de respondent aan het denken zetten en zijn/haar zienswijze op hetgeen dat onderzocht wordt doen veranderen. Daarnaast kunnen de bevindingen van de onderzoeker de respondent om verschillende reden niet goed uitkomen. Ten eerste, de respondent heeft spijt van wat hij/zij heeft gezegd. Ten tweede, respondenten kunnen zich niet goed of volledig herinneren wat ze hebben gezegd gedurende de interviews. Ten derde, respondenten willen een positief beeld overbrengen en corrigeren daardoor niet incorrecte bevindingen. Dit wil dus niet zeggen dat deze bevindingen perse (in)correct zijn, maar geeft wel aan dat het member-checken niet zonder risico’s is.
Kijk ook eens op onze TIPs pagina als je op zoek bent naar meer informatie.
Zoek je hulp bij een van de onderdelen van je scriptieonderzoek, stel dan vrijblijvend je vraag via WhatsApp of vul ons Contactformulier in.
Ben je benieuwd wat onze scriptiebegeleiding (scriptiehulp) je kost? Neem dan een kijkje op onze tarievenpagina via onderstaande button!
Wat kost scriptiebegeleiding? >>
Literatuurlijst:
- Bryman, A., & Bell, E. (2007). Business Research Methods (2 ed.). Oxford: Oxford University Press.
- Lincoln, Y. S., & Guba, E. G. (1985). Naturalistic Inquiry. In. Newbury Park, CA: Sage Publications.
- Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek?: praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs (5 ed.). Den Haag: Boom Lemma.